VITAMINES
Vitamines zijn net als mineralen stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken. Ze zijn onmisbaar voor een goede gezondheid en normale groei en ontwikkeling. Ze leveren geen energie. Een hamster kan zelf vitamine c aanmaken.
Er zijn 13 stoffen die de naam vitamine hebben. Dat zijn de:
- Vitamines A
- Vitamine C
- Vitamine D
- Vitamine E
- Vitamine K
- Vitamine B
- Vitamine B1 (thiamine)
- Vitamine B2 ( riboflavine)
- Vitamine B3 ( niacine)
- Vitamine B5 (pantotheenzuur)
- Vitamine B6, B8 (biotine)
- foliumzuur (B11)
- Vitamine B12.
Oplosbaar
Vitamines zijn in te delen in vitamines die in water oplosbaar zijn en vitamines die in vet oplosbaar zijn.
Vetoplosbaar
Vitamine | Functie/betrokken bij | Gevolgen van tekort |
A Retinol Caroteen |
|
|
D Cholecalciferol |
|
|
E Tocoferol |
|
|
K Filochinon |
|
|
De vetoplosbare vitamines komen vooral voor in voedingsvetten. Het lichaam kan deze vitamines in beperkte mate opslaan, alleen van vitamine A kan het lichaam een grote voorraad aanleggen in de lever. Deze vitamines worden uitgescheiden via de urine of de gal. Vitamines die in vet oplosbaar zijn: A, D, E en K.
Wateroplosbaar
Vitamine | Functie/betrokken bij | Gevolgen van tekort |
B1 Thiamine |
|
|
B2 Riboflavine |
|
|
B3 Niacine |
|
|
B5 Pantotheenzuur |
|
|
B6 Pyridoxine |
|
|
B8 Biotine |
|
|
B11 Foliumzuur |
|
|
B12 Cyanocovalamine |
|
|
C Ascorbinezuur |
|
|
Vitamines die in water oplosbaar zijn, kan het lichaam niet of nauwelijks opslaan, met uitzondering van vitamine B12. Een teveel aan deze vitamines verlaat het lichaam via de urine. Daardoor komt het bijna nooit voor dat je teveel van deze vitamines binnenkrijgt.
In water oplosbare vitamines zijn: alle B-vitamines en vitamine C.
De oorsprong van vitamines
De vitamines zijn in het begin van de 20ste eeuw ontdekt door de Poolse biochemicus Casimir Funk. Hij kwam erachter dat sommige stoffen die stikstof bevatten onmisbaar zijn om ziekten te voorkomen, zoals beri-beri. Hij noemde deze stoffen vitamines, een combinatie van het Latijnse vita dat leven betekent, en amine voor het aanduiden van een stikstofbevattende stof. Later werd bekend dat niet alle vitamines stikstof bevatten. Toen was de term al algemeen aanvaard.
Myo-inositol
Granados (1968) heeft verklaard dat hamsters geen Myo-inositol nodig hebben voor normale groei. Hamilton en Hogan (1944) hebben ook aangetoond dat myo-inositol niet nodig is voor groei, maar wel voor reproductie.
niacine
Jonge hamsters die een dieet krijgen dat 20 procent caseïne bevat, hebben geen niacine nodig om te groeien (Hamilton en Hogan, 1944; Granados, 1951). Niacine is echter noodzakelijk voor een normale voortplanting en een adequate worpgrootte (Hamilton en Hogan, 1944).
Tekenen van niacinedeficiëntie Hamsters die een niacinevrij, gezuiverd dieet kregen, ontwikkelden ruw en kaal haar, verloren gewicht en stierven. Haarkwaliteit en gewichtstoename verbeterden bij dagelijkse toediening van 100 µg niacine (Routh en Houchin, 1942). Suppletie met niacine verbetert de groei van hamsters die 20 procent caseïne krijgen niet (Hamilton en Hogan, 1944; Granados, 1951). Niacine zal echter waarschijnlijk nodig zijn in diëten met lage eiwitconcentraties of diëten waarin tryptofaan eerst beperkend is. Dieren die gezuiverde diëten kregen die 81 µmol niacine/kg kregen, bereikten bevredigende groeisnelheden gedurende 11 weken (Cohen et al., 1971).
Antioxidanten
Vitamine A, C en E worden gerekend tot de antioxidanten.