VEZELS

Voedingsvezels zijn te vinden in plantaardige producten. Vezels leveren geen voedingstoffen aan het lichaam. Ze worden ook niet verteerd door het lichaam. Ze zijn wel heel belangrijk voor een goede darmwerking.

De positieve werking van vezels

  • verkleinen het risico op het ontstaan van bepaalde kankers
  • zorgen in combinatie met voldoende vocht voor een betere stoelgang
  • verhogen het verzadigingsgevoel
  • hebben een gunstige invloed op het cholesterolgehalte in het bloed.

Vezels uit granen lijken het risico op diabetes mellitus te verkleinen. Belangrijke bronnen van voedingsvezels zijn:

  • groente
  • fruit
  • aardappelen – mogen hamsters niet eten
  • brood
  • ontbijtgranen
  • peulvruchten
  • noten.

Voedingsvezels zijn eigenlijk een verzameling van stoffen die niet in de dunne darm worden verteerd. Het zijn voornamelijk koolhydraten afkomstig uit de celwand van planten. Ze kunnen van nature in het product zitten, maar vezels kunnen ook later zijn toegevoegd. Dat kan door uit vezelhoudende producten de vezels te halen. Dit noemen we geïsoleerde vezels. Geïsoleerde (toegevoegde) oligosachariden, zoals fructooligosachariden (FOS) en galacto- oligosachariden (GOS) en onverteerbaar (resistent) zetmeel, worden ook tot de voedingsvezels gerekend.

Omdat de eigenschappen van de verschillende typen vezel zo verschillend zijn, is er veel discussie over de definitie van voedingsvezel. Ook zijn er verschillende methoden om de gehaltes aan voedingsvezel te meten.


Fermenteerbaar en niet fermenteerbaar

Er zijn vezels die afgebroken worden in de dikke darm. Dat noemen we fermenteerbare voedingsvezels. Vezels die niet worden afgebroken zijn niet-fermenteerbare voedingsvezels.

Fermenteerbare vezels:

  • worden in de dikke darm door bacteriën afgebroken (fermentatie)
  • leveren een klein beetje energie: gemiddeld 2 kilocalorieën per gram
  • houden de massa in de darm soepel en zorgen voor een goede doorstroom
  • bevorderen de stoelgang

Niet-fermenteerbare vezels:

  • worden niet afgebroken in de darmen en verlaten het lichaam ongewijzigd
  • leveren geen energie
  • vergroten het volume van de darminhoud, wat de stoelgang bevordert
  • hebben een verzadigende werking
  • verlagen het LDL-cholesterol (o.a. pectine)

In volkorenproducten, de schillen van fruit en celwandbestanddelen van groenten zitten vooral niet-fermenteerbare voedingsvezels. Voorbeelden van niet-fermenteerbare vezels zijn: resistent zetmeel, hemi-cellulose, cellulose en lignine.


Waar zit wat in?

Waar komen bepaalde typen vezels vandaan. De Gezondheidsraad heeft de belangrijkste typen op een rijtje gezet:

  • Bèta-glucanen. Bèta-glucanen zitten onder andere in haver en gerst maar ook in veel soorten paddenstoelen en allerlei micro-organismen zoals gisten.
  • Cellulose. Cellulose is een belangrijk bestanddeel van de celwand van planten.
  • Chitine. Chitine is in de Verenigde Staten als supplement in de handel en wordt gewonnen uit het skelet van kreeften, krabben en garnalen.
  • Fructo-oligosacchariden. Komt voor in producten die ook inuline bevatten, zoals uien, tarwe, bananen, prei en tomaten.
  • Galacto-oligosacchariden. Komt onder meer voor in bepaalde typen yoghurt en in lage concentraties in moedermelk.
  • Guar gom. Guar gom is een additief dat gebruikt wordt als stabilisator en verdikkingsmiddel (E 412). Het wordt gewonnen uit de zaden van de guar plant.
  • Hemicellulose. Hemicellulose komt voor in de celwand van planten.
  • Inuline. Inuline komt onder meer voor in uien, tarwe, bananen, prei en tomaten en in de wortels van onder meer cichorei, schorseneer en artisjok en wordt als additief gebruikt, bijvoorbeeld om vetarme producten smeuïger te maken.
  • Pectine. Pectine is een type voedingsvezel dat veel voorkomt in fruit, zoals kweeperen, appels en citrusvruchten. Het is ook een additief dat gebruikt wordt als verdikkingsmiddel (E 440a).
  • Polydextrose. Polydextrose is een additief dat wordt gebruikt als verdikkingsmiddel en vulmiddel (E 1200).
  • Psyllium. Psyllium is een additief dat als verdikkingsmiddel wordt gebruikt. Het bevat glycosiden en slijmstoffen. Het wordt gewonnen uit het schilletje (in het Engels ‘husk’) van de zaden van de plant Plantage psyllium of Plantago ovata, ook aangeduid als ‘Ispagul’.
  • Restistant starch (resistent zetmeel). Restistant starch komt onder meer voor in brood, cornflakes en afgekoelde gekookte aardappelen, rijst en pasta. (bron: Vezelrichtlijn Gezondheidsraad)

Bron: Voedingscentrum, Vlaams ministerie van onderwijs.


Hamstervoer

Onderstaand een overzicht van merken hamstervoer en de celstof gehalte ervan.

vezels in hamstervoer